Buitengewone transmissie is het vershijnsel waarbij gaatjes die (veel) kleiner zijn dan de golflengte van het licht, toch veel licht kunnen doorlaten wanneer ze samen een regelmatig rooster vormen. De transmissie kan voor sommige golflengtes zelfs meer zijn dan door een groot gat zou gaan met het oppervlak van alle kleine gaatjes samen! Het verschijnsel wordt in het algemeen toegeschreven aan oppervlakteplasmonpolaritonen. De ondelinge afstand tussen de gaatjes heeft grote invloed op het transmisssiespectrum. Recentelijk is gebleken dat, tegen de algemene verwachting in, het transmissiespectrum ook sterk afhankelijk is van de vorm van de gaatjes.

NTvN

Klein Koerkamp, K. J., Segerink, F. B., van Hulst, N. F., & Kuipers, K. (2004). Vorm maakt het verschil bij buitengewone transmissie van licht. NTvN, 70, 280–283.